Pagina's

zaterdag 23 september 2017

Komt goed

Het is gebeurd. Zoon gaat naar het voortgezet, zo maar, opeens, gisteren zat hij nog in groep 1!

Sentimenteel als ik ben bij het behalen van mijlpalen, herinner ik mij die eerste schooldag nog als de dag van gisteren, terwijl het toch alweer acht jaar geleden is dat wij met onze kleine kleutersmurf de basisschool binnenstapten. Gevoelsjaren tegenover realistische jaren, en ik pink een traantje weg.

Binnen een week is ons kind getransformeerd van schoolkind tot een heuse brugpieper. Hij doet dat goed en vervult zijn nieuwe rol met verve, alsof hij al maanden naar de middelbare gaat. Onvoorstelbaar knap, wanneer je bedenkt wat hij daarvoor allemaal moet doen! Inloggen met 100 verschillende wachtwoorden, terwijl betreffende sites niet blijken te werken, boeken heen en weer sjouwen, terwijl de helft van de boeken er nog niet eens is, sportschoenen voor binnen- en buiten in je extra rugzak meezeulen, kennismakingsactiviteiten bijwonen en zorgen dat je in elke groepsapp die er toe doet wordt toegelaten, zodat je meefietsafspraken kan maken met je nieuwe vrienden. Lange dagen maakt hij, soms van 8.00–18.00 uur.

Hij lijkt zich nergens druk over te maken en loopt vrolijk zingend door het huis. In tegenstelling tot zijn moedertje, die rent ondertussen als een kip zonder kop, zombie of halve dwaas door het huis en probeert zo ‘chill’ mogelijk te doen over deze immense stap, terwijl de wallen onder de ogen gestaag verder zakken. Zo is er bijvoorbeeld het ‘dingetje’ van de afstand die zoon nu moet fietsen dwars door de drukke stad, bepakt en bezakt met zo’n 30 kilo achterop zijn fietsje. Elke sirene lijkt voor hem bedoeld. Later beginnen met school dan je ouders met hun werk, omdat hij de eerste twee uur vrij is: komt hij wel op tijd op school (weer die sirenes) en sluit hij het huis goed af, zodat we ’s avonds niet in een leeggeroofd huis thuiskomen.

De meeste goedbedoelde vragen en zorgen hou ik voor me, maar soms ontglippen ze me toch, want waar het hoofd vol van is… ’Hoe laat hebben jullie afgeproken? Moet je die boeken echt állemaal meenemen? Heb je nog genoeg geld bij je voor drinken? Heb je wel gegeten? Waar is eigenlijk je regenbroek gebleven?’ Rustig en verstandig hoort hij het geduldig aan, om vervolgens met zijn allerliefste brugsmurfenblik gerust te stellen: ‘komt goed’.
Want ook dat heeft hij geleerd in die ene week.



zondag 25 september 2016

Kinderfeest XXL

Groep 8 en elf jaar geworden, dat vroeg om een goed kinderfeest, want waarschijnlijk het laatste feestje in zijn leven dat zo genoemd mag worden. Dus toog deze familie op de heuglijke dag in gezelschap van tien andere jongens met drie auto's, richting het klimbos: spektakel verzekerd!

Waren de eerste stoere krachttermen bij het aanzien van het klimgebeuren niet van de lucht, na het aantrekken van de klimgordel met karabiners en katrol,  transformeerden de boys opeens allemaal in alles-durvende-mij-krijg-je-niet-bang-macho-mannetjes. Het verplichte instructieparcours op één meter boven de grond deed daar nog eens een extra schepje bovenop. 'Dit is vet makkelijk,  man!', 'Ik heb dit echt al hartstikke vaak gedaan' en: 'Ik ben al eens in een klimbos geweest dat véél hoger was', klonk het met aangezette zware stemmen. Tot de eerste boom...

Opgesteld in een rij, met de jarige voorop, kwam het besef dat het nu menens werd en het de bedoeling was om om de beurt naar boven te klimmen, en zo van onderaf leek het daarboven best hoog. Langzaam verdween de bravoure, werden de regels nog eens doorgenomen, de gordels nogmaals getjekt en de vraag: 'Meester, wat moet je doen wanneer je halverwege bent en je durft echt niet verder?', moest nog een keer herhaald worden, aangezien de instructeur hem niet verstaan had. Kortom: de heren waren er klaar voor.

Met respect voor veiligheid, zichzelf en elkaar klommen ze er lustig op los en langzaam maar zeker kwamen de lage stemgeluiden weer terug, ook al klonken die nu toch iets anders. Bij de laatste, tevens hoogste én langste tokkelbaan over het water, besloten de heren om halverwege 'in het water te tuffen', blijkbaar het ultieme toppunt van mannelijkheid. Hessel werd daarmee de held van de dag. Niet omdat hij op dramatische wijze net het einde van de tokkelbaan niet haalde, daardoor halverwege de kabel stil kwam te hangen en vervolgens gered moest worden door een medewerker met een heuse hulplijn, daar hoorde je niemand over, dat heet Respect. Nee, Hessel was de bink, want hij had maar liefst twaalf keer in het water getuft.

zaterdag 16 januari 2016

Turbotienertaal

Zoon is tien en daarmee nu officieel een tiener, prépuber, teenager, jongeling en een halfwas. En bezig met woorden. Tenminste, zolang hij die niet hoeft te gebruiken in een gesprek met een volwassene, zijn ouders in dit geval, want dan zegt hij het liefst niks, nada, noppes, niente. En of je nu van een gesprek kunt spreken wanneer twee tienerende soortgenoten iets tegen elkaar zeggen? Het is mij soms een raadsel. Ter illustratie:

' Jo gast, wat gaan we doen?'

' Kweet nie, turn up the bass?'

' Kzou eigenlijk met Wouter-knauter-gordeldier spelen vanmiddag, maar die liep weer te nakken.'

' Lekker dan voor je, hij is een poeloe.'

' LOL! Hij kan wel goed skaten.'

'Ja, moddervet en Skills, maar kan ik ook Pro.'

' En je moeder heet Henk.'

' Puddie! Ga naar huis en ga het vieren, haha.'

Zoals je ziet wordt hier én heb ik, niets te veel gezegd. Van het woord 'nakken' weet ik inmiddels de betekenis. Nakken doet iemand die belooft met je te gaan spelen, maar op het laatste moment afhaakt, ook wel een 'nakker' geheten. Van de andere woorden weet ik het niet en ik kom er waarschijnlijk ook nooit achter, want op een vraag aan een tiener krijg je immers geen antwoord. Maar deze moeder liet zich niet kisten, dus probeerde ik het eens in hun eigen taal: 'Yo bro's, laat mij eens knoow wat een poeloe is?' Grootse stilte en stomverbaasde blikken vielen mij ten deel. Ik kon maar beter een 'smikkelbeer gaan nemen' en moest vooral 'mijn moedertaal gaan praten', want dit was 'te weird'.

Dus heb ik maar eieren voor mijn geld gekozen en me erbij neergelegd, want tussen al dat woordgeweld komen gelukkig soms, héél soms, pardoes en onverwacht, ook mooie, bijna poëtische woorden tevoorschijn, zoals laatst bijvoorbeeld: 'Als ik een eendagsvliegje zou zijn, zou ik die dag alleen maar zo hoog mogelijk willen vliegen'.

Zal dus vast wel weer ergens goed voor zijn, die tienerturbotaal.

donderdag 12 november 2015

Sint Maarten voor gevorderden

Als je tien bent, hoor je bij de gevorderde lopers, tenminste, dat vinden ze zelf. Wij moeders, weten wel beter, het zijn namelijk wel jongens, dus...

Ze willen eerst naar die mevrouw die altijd chocoladeletters uitdeelt, daarna langs Friet van Piet voor de lekkerste patatten van Groningen en dan dóór naar de Meeuw, om uiteindelijk te eindigen in de Barkmolen. Klinkt als ‘mannen met een plan’!

Maar schijn bedriegt, want om tot deze briljante Sint-Maartenstrategie te komen, konden de heren toch niet zonder hun lieve moedertjes. ‘Ga het maar regelen met elkaar’ en ‘spreek het maar af’, riepen zij. Omdat zij het belangrijk vinden dat hun ‘tienermannen’ op eigen benen leren staan en hun eigen boontjes weten te doppen. Omdat een tiener moet leren hoe je afspraken en een plan maakt, zodat hij problemen zelf weet op te lossen. En, oké toegegeven, omdat moeders het ook wel heel fijn vinden dat ze het dan zélf niet meer hoeven te regelen, dat langdradige Sint Maarten, alias leuren langs de deuren. Kunnen ze ook eens, wanneer de kleintjes zijn langsgeweest (want die zijn wél schattig), met de gordijnen dicht in het donker gaan zitten, wachtend tot die rampspoed weer voorbij is: heerlijk momentje voor jezelf…

Maar deze mooie droom viel al in duigen na de eerste controlevraag: ‘Wat zijn jullie eigenlijk precies van plan op 11 november?’ Na een stilte, vergezeld van dé glazige ‘hee-neem-me-niet-kwalijk-ik-ben-een-jongen-blik’, kwam het vertrouwde ‘kweet niet’. Er was een poging tot herenoverleg geweest op school, maar daar was niet echt iets concreets uitgekomen. Ze waren het er in elk geval wel over eens dat ze met elkaar wilden gaan lopen. Maar bij wie en hoe laat ze dat zouden gaan doen, dat waren ze vergeten af te spreken. Of wij moeders dus maar even wilden whatsappen om het goed af te spreken.

Gewapend met een lampion en een lied, want zonder lampion en lied geen buit, trokken the boys ten strijde. Ze hadden dan misschien geen plan, maar, zoals échte kerels, wel een duidelijk en praktisch doel: langs de chocoladelettermevrouw via Friet van Piet naar de Barkmolen en dan met zoveel mogelijk oogst weer naar huis, zodat ze snoeptechnisch weer vooruit konden tot de lente.


zaterdag 17 oktober 2015

Om@ online

Op een nietsvermoedende, doodnormale, doordeweekse dag gaat de telefoon in Huize Weltevree. Oma.

‘Ik heb er één!’

‘Wat?’

‘Zo’n ding, je weet wel, hoe heet het…’

‘Ik weet niet wat je bedoelt?’

‘Zo’n scherm, dat jullie ook hebben, een tablet!’

Al een half jaar was Zoon, als een echte ‘man with a mission’, bezig om oma over te halen WiFi aan te laten leggen. Allereerst uiteraard uit ordinair eigenbelang, zodat hij óók bij oma ongestoord door kon gaan met Clash, Minecraft en Boom Beach. Maar, zoals het een ware tiener betaamt, daarnaast gelukkig ook uit sociaal en medemenselijk oogpunt en in het belang van oma. Zodat wij haar ook gelijk uit ‘real live’ foto’s konden sturen en ze niet hoefde te wachten tot we weer eens langskwamen. En dat ze niet langer van een vriendin hoefde te horen dat er zulke leuke foto’s van haar kleinkinderen op Facebook stonden.

Ondanks dat oma flink tegengas gaf door te roepen dat het allemaal niks voor haar was, ze daar te oud voor was en nog meer ‘schei toch uit’ en ‘hou maar op’ argumenten, hield Zoon vol. Hij bombardeerde haar keer op keer met de vele voordelen van online zijn voor ‘oude en bejaarde mensen’ (als ik dit had gezegd was het gelijk een ‘mission impossible’ geweest, maar ja, ik ben dan ook geen kleinkind): ‘Alles wat je maar wilt weten kun je opzoeken op internet!’ Ze zou niet wéten wat ze op moest zoeken… ‘Je hebt geen tv-gids meer nodig, want die kun je dan lezen op je tablet!’ Ze had al haar héle leven de VARA gids… ‘Je bent altijd op de hoogte van het belangrijke nieuws!’ Ze had de hele dag de radio aan en ze keek een paar keer per dag naar Teletekst… Bovendien hoefde ze ook niet steeds alles te weten, want daar werd je alleen maar gestoord van. ‘Hou maar op en schei maar uit, ik hoef zo’n ding niet!’ Vechten tegen de bierkaai leek het. Tot dus op die bewuste dag de telefoon ging.

En nu belt oma elke dag, meerdere keren. Om te tjekken of haar e-mail wel is aangekomen en om te vertellen wat een leuke foto we hebben gestuurd. Om te vragen wat ‘downloaden’ betekent en hoe het geluid weer zachter moet. Hoe ze een letter, die ze verkeerd heeft getypt, weer weg kan halen en of het normaal is dat op ‘joe tjoep’ onderin beeld steeds allemaal dames in bh’s langskomen. En last but not least: om te zeggen dat het toch eigenlijk best wel héél erg leuk is, zo’n ding, je weet wel, hoe heet het, zo’n tablet. 

Missie volbracht.


zondag 13 september 2015

We hijsen de vlag

Mijn  nichtje is zwanger. Buiten dat ik, me nog steeds een jonge blom voelende oudere moeder, daardoor nu opeens OUDtante word, is dat natuurlijk fantastisch! Ze vroeg me ('want jij hebt er verstand van') nu alvast welke opvoeding zij straks  aan haar kind moet gaan geven. Of er nog een leuke pedagogische stroming ofzo actueel is. Ze zag blijkbaar door de vele verschillende bomen het opvoedbos niet meer.

Ze vertelde dat ze het leuk vindt om naar Nanny Jo Frost te kijken, maar of ze het nou echt zó moest gaan aanpakken? Ze vindt het namelijk maar raar dat kinderen op de trap moeten gaan zitten wanneer ze iets verkeerds hebben gedaan. En zijn kinderen écht zo vervelend? Dat gelooft mijn nichtje niet.

Een Surinaamse opvoeding dan, want ze vindt Roue Verveer zo grappig. Ook had ze ergens gelezen dat wanneer je op een bepaalde manier praat tegen en met je kind, het dan altijd goed naar je zal luisteren. Hoe die methode heette, wist ze echter niet meer... Van een vriendin hoorde ze dat je een kind juist geen complimenten moet geven, want dan krijg je een verwend nest. Als klap op de vuurpijl had haar moeder het  boek van ene dr. Spock er nog bijgehaald , maar die kent ze eigenlijk alleen van de StarWars films.

Kortom, mijn nichtje vroeg mij, de toekomstige oudtante (au!), om opvoedadvies: welke manier vond ik nou de beste? En ik moest opeens heel diep nadenken! Want hoe deed ik het eigenlijk zelf, met mijn eigen kind? Dat was immers niet volgens één bepaalde methode. Ik probeerde haar uit te leggen hoe opvoeden werkt, dat het vooral  te maken heeft met gevoel en met wat voor kind je hebt. Dat je eigen opvoeding, karakter en overtuigingen een grote rol spelen in hoe je omgaat met je kind. Dat het gaat om goed kijken en luisteren  naar je kind, zodat je begrijpt waarom het dingen doet. Dat je straks waarschijnlijk vooral goed weet hoe je het níet wilt doen, omdat je stiekem ook naar andere ouders kijkt. Dat je hier en daar eens wat leest over opvoedtheorien van hooggeleerde pedagogen  en dat je daar dan vanzelf uit oppikt wat bij jouw normen en waarden past.

Ik had dus geen klinkklaar antwoord. 'Geen probleem hoor', riep ze vrolijk en onbezorgd, ze gingen gewoon zelf wel een leuke opvoedvisie verzinnen. Eén ding hadden ze al bedacht: straks, zodra mijn achterneefje (het wordt een jongetje, let maar op, dat soort dingen weten tantes nu eenmaal, ahum) geboren is, gaan ze dagelijks de vlag uithangen voor hun kind. Zodra hij 's ochtends wakker wordt, gaan ze hem eerst sufknuffelen en daarna gaat zijn vader de vlag hijsen, elke dag. Zij gaan samen de M&W-1.0-opvoedmethode bedenken. Helemaal geen advies nodig, deze aanstaande ouders!

zondag 30 augustus 2015

Blinde moedervlek

Zat ik op de eerste schooldag na de vakantie nog op te scheppen dat mijn kind zelf eigenlijk nog geen behoefte had aan ‘alleen naar school fietsen’: een dag later was het opeens zo ver.

Samen met nog een van de laatst overgebleven ophaalmoeders had ik het er op die dag over. Dat we het helemaal niet erg vonden dat onze kinderen nog niet taalden naar zelfstandig naar school en naar huis gaan, in tegenstelling tot zo’n beetje bijna alle andere kinderen van groep 7. Dat we gráág en met plezier ons kind ’s ochtends naar school brachten, ook al moest dat de laatste tijd steeds vroeger, want er moest namelijk wel eerst gevoetbald worden. En we vonden het ook nog eens gezellig om ze ’s middags weer op te halen. Konden we leuk dit soort gesprekjes voeren tot de bel ging. Kortom: wij hadden geen probleem en onze kinderen ook niet. 

Tot die avond tijdens het eten, dus. Daar was ie ineens, dé vraag: ‘Wanneer mag ik eigenlijk alleen naar school fietsen?’ Met stomheid geslagen en me verslikkend in een sperzieboon uit eigen schooltuinoogst, kon ik, nog net niet in paniek en als een heuse zelfbewuste , moderne en vrijdenkende moeder, zeer pedagogisch verantwoord uitbrengen: ‘Wil je dat dan?’ Wat, achteraf gezien, een domme vraag bleek te zijn, want na het logische antwoord: ‘Ja, natuurlijk wil ik dat, want ik ben nu tien’, stond ik met mijn brave rug tegen de muur en kon ik geen kant meer op. De boontjes hoefde ik niet meer, want er zat opeens een knoop in m’n maag. Volgens Vader had ik dit toch al ‘eeuwen geleden aan moeten zien komen’, zoals hij, kennelijk. En, volgens Vader hoefde ik me niet zo druk te maken, want Zoon was er overduidelijk aan toe en was er fietstechnisch helemaal klaar voor. Ik had blijkbaar last van een typisch gevalletje van selectieve waarneming, oftewel de zogenaamde blinde (moeder)vlek.

En daar ging de kleine zelfstandige de volgende ochtend, rugzak om, zwaaiend en niet meer achterom kijkend, tenminste, dat denk ik, want ik kon het door mijn tranen niet goed zien. Mijlpaal nummer zoveel, hoezee! Ik dacht dat het makkelijker zou worden naarmate ze ouder werden…

Terwijl ik ’s middags gespannen op het tuinbankje zat te wachten op de veilige thuiskomst van Zoon, vertelde een buurvrouw dat ze hem ’s ochtends had zien gaan en ons had zien staan zwaaien. No way, dat haar kinderen óóit alleen naar school zouden gaan. Ze zou ze blijven brengen tot ze afgestudeerd waren, of ze dat nu leuk vonden of niet. Ik ben gelukkig niet de enige, met zo’n blinde moedervlek.

dinsdag 30 juni 2015

JuNiet

Schoolfeest, avondvierdaagse, uitvoering, rapportgesprek, afsluitende bbq’s, pannenkoeken voor atletiek, toetsen, festivals, toernooien, schoolreisje, wedstrijdjes, verjaardagsfeesten, juffendag, afscheidslunches en -borrels. ‘Zullen we nog een keer afspreken voor de vakantie, want anders zien we elkaar zo lang niet’. De laatste dit en de laatste dat vóór de vakantie en ‘het zou mooi zijn als je het nog afkrijgt vóórdat je weg bent’ (zodat het daarna zes weken ergens ligt te verstoffen, totdat iemand er weer iets mee gaat doen). Alsof de wereld vergaat zodra iedereen vrij is! Het lijkt wel of het elk jaar erger wordt en de maand juni stiekem steeds korter.
Vroeger was het mijn lievelingsmaand: een aangenaam aanloopje naar de zomervakantie. Alvast wat boodschapjes doen, stapeltje boeken uitzoeken, beetje verdiepen in het land van bestemming (écht, serieus, ik lieg niet), mijn bureau op het werk netjes opgeruimd achterlaten, terwijl al mijn werk af was (ook hier weer geen woord gelogen, onvoorstelbaar, maar waar) en de dagen lekker loom aftellen tot we vertrokken. Maar sinds Kind is juni een rollercoaster geworden. Zzzzzoef, opeens zit je in de auto naar… ‘Shit, waar gingen we nou ook alweer heen?’. Met zweet op het voorhoofd vraag ik me af wat we deze keer allemaal voor belangrijke en onmisbare zaken vergeten zijn. Aaargh! Juni is gewoon Niet te doen!
Natúúrlijk, het zijn allemaal leuke dingen en het is een ordinair luxeprobleem, maar je zult maar allebei werken, sporten, vrienden, familie en één of meerdere kinderen hebben! Dan heb je het allereerst over Rijkdom, maar je ligt ook met je hele gezin aan het eind van de maand op apegapen.
Er zou eigenlijk een soort Personal Family Coördinator moeten komen of een Mindfullnestraining met een specialisatie voor moeilijke maanden. Waren ze niet ook al ergens heel ver met klonen? Mmm, misschien wel wat voor mij, ‘MAAR NU EVEN NIET!’.
Fijne vakantie allemaal!

woensdag 3 juni 2015

Broertjes

Broertjes. Ik was er mee aan het kamperen laatst. Nu wist ik natuurlijk al dat jongens anders in elkaar zitten dan meisjes, maar wanneer die jongens dan ook nog eens een broer hebben, berg je dan maar! Omdat ze niet voor elkaar willen onderdoen, steken ze elkaar aan één stuk door de loef af.

Ze hadden allebei een auto meegenomen. Bewonderden wederzijds de kleur en het type én constateerden al snel daarna dat de één toch echt een mooiere auto had dan de ander, want nieuwer, maar vooral: sneller. Ook de fietsjes die ze bij zich hadden werden van voor naar achter en van boven naar beneden gekeurd. Ze tilden ze op, telden de versnellingen en wij moesten allemaal luisteren naar het schítterende geluid van de derailleur en aangeven welke wij het mooiste vonden klinken. Terwijl het kampeergezelschap daar nog heel diplomatiek over aan het nadenken was, scheurden de gebroeders al rondjes om het tentenveld om te kijken welke het hardst kon, want die fiets was dan de beste.

Af en toe dagen ze elkaar uit en zoeken ze elkaars grenzen op, dan kan het hard tegen hard gaan, zoals op de waterglijbaan met tijdwaarneming. Wie zet de snelste tijd neer? Met gevaar voor eigen leven, en dat van de andere badgasten, stortten zij zich om de beurt bloedjefanatiek de glijbaan af, er nadien allebei heilig en hevig van overtuigd de snelste te zijn. Vlak voor ze elkaar bijna te lijf gaan, wordt er vol verwachting naar de familie gekeken: zij moeten het maar zeggen. Helaas zaten die op het ‘moment suprême’ net toevallig massaal in het bubbelbad en hebben zij -gelukkig- niets gezien.

Echt uit de hand loopt het echter nooit, want ze kennen de ander te goed om te weten wanneer ze te ver gaan. En wanneer je te ver gaat, kun je niet meer samen voetballen, ‘clashen’, wedstrijdjes houden of gewoon zwijgzaam en tevreden bij elkaar zitten. Dan ben je je maatje voor het leven kwijt. Broers blijven namelijk broers, and boys will be boys, ook al zijn ze inmiddels vijftig.


woensdag 22 april 2015

Recyclen

Er staat hier al geruime tijd een soort robot in huis, stof te vangen en lelijk te wezen. Een robot die is gefabriceerd door mijn stoere Crea Bea, samen met een paar klasgenoten tijdens hét schoolproject.

Het schoolproject ging deze keer over uitvindingen en daarvoor had de school kosteloos materiaal nodig, oftewel: afval. En oude afgedankte apparaten. Van dat eerste werd ik niet zo blij, want dat betekende weer elke dag op m’n kop in de vuilnisbak om er de, per ongeluk toch weggegooide, bakjes, pakken, vloten en rolletjes uit te vissen, schoon te maken, af te spoelen en af te krabben en in de daarvoor bestemde zak te deponeren, die zich al twee weken in de hoek van de keuken bevond. Van het tweede: de afgedankte apparaten, werd ik wel heel vrolijk! Kwamen we ein-de-lijk van dat oude multifunctionele en veel te grote espresso- dan wel koffiezetapparaat af én het scheelde nog een ritje naar de vuilstort ook. De volgende dag togen Vader en Zoon met tassen vol vuilnis aan de fietssturen naar school, heerlijk, dat ruimde lekker op, opruimgoeroe Marie Kondo kon trots op me zijn.

Maar toen was het schoolproject afgelopen… Na een prachtige expositie op school van de zelfgemaakte artistieke uitspattingen voor alle ouders, opa’s, oma’s en buurvrouwen, kwam Zoon de volgende dag vol trots aanzetten met Zijn Kunstwerk van bijna een meter hoog, oftewel de reïncarnatie van ons koffiezetapparaat. De wraak van school voor alle ouders die even dachten van hun grof vuil af te zijn. En ja, het gevaarte moest natuurlijk wel op een ereplek tentoongesteld worden, want ook al is Zoon trotser op zijn sportmedailles dan op zijn eigen DIY producten, dit ding moest midden in de huiskamer komen te staan. En daar staat hij nu dus al ruim twee weken te pronken. Overigens naast de zelf vervaardigde ‘fbt sapjesmaker’ alias ‘de flo-bo-ter’ (iets met eerste letters van voornamen) van vriend Boris, want die is hij, natúúrlijk, na het spelen vergeten mee te nemen.

Het wachten is nu op hét moment dat de Grote Vriendelijke Robot van ellende in elkaar gaat storten, want weggooien? Dat mag niet.


vrijdag 27 maart 2015

Gewoon speciaal

Ik weet nog goed dat wij voor het eerst met onze kersverse, bijna tweejarige, zoon gingen wandelen in de buurt. Wat voelde ik me trots en speciaal. Iedereen keek naar ons. Dat idee had ik tenminste, maar ik denk dat het ook echt zo was. We vielen blijkbaar nogal op, met onze kleine Chinees. Heel stom waarschijnlijk: ik had me van zo’n beetje alles van tevoren een voorstelling gemaakt, behalve dat we zo in het oog zouden springen met z’n drietjes.

Inmiddels zeven jaar verder ben ik er aardig aan gewend geraakt dat we kennelijk een opmerkelijk gezin zijn en sta ik er eigenlijk nauwelijks meer bij stil. Mensen onthouden en herkennen ons aan onze zoon. Op die momenten zijn we de bijzondere ‘ouders van’. Maar op alle andere momenten zijn we net zo alledaags en doorsnee als een ander gezin. Soms speciaal, maar meestal gewoon.

Eigenlijk geldt dat bij alles rond adoptie en vraag je je als adoptieouder dus ook regelmatig af of het gedrag van jezelf of je kind misschien ‘adoptiegerelateerd’ kan zijn. Hoort het bij adoptiekinderen, het adoptieouderschap , of is het gewoon en normaal, zoals het er bij iedere familie aan toe gaat? En zo doet onze zoon dat ook, af en toe. Opeens, uit het niets, is daar een speciale vraag, over herkomst, adoptie, over ‘zijn land’, die, nadat wij antwoord hebben gegeven, steevast gevolgd wordt door een alledaagse-jongens-van–9-back-to-reality-vraag: ‘komt het eigenlijk vaak voor dat iemand in zijn eigen doel schiet?’. Tussen het speciaal zijn door is hij namelijk vooral bezig om een gewone jongen te zijn. Meestal gewoon, voor ons altijd speciaal.


zondag 8 maart 2015

Moederkloek

Als je kind een dreumes is, is het vaak lachwekkend en aandoenlijk, ontroerend zelfs, wanneer hij alles zelf wil doen. Zelf eten, aankleden, traplopen, deuren open- en dichtdoen. Het kost alleen een beetje veel tijd, da’s alles, maar wanneer je die tijd hebt (zelden) en het geduld (te weinig) is dat helemaal niet erg. Er komt namelijk vanzelf een dag dat het je weer tijd op gaat leveren. Wie zaait, zal oogsten. En ook al komt het vaak helemaal niet uit en hebben we eigenlijk altijd haast, je stimuleert je kind toch meestal om het zelf te doen, zodat het Zelfstandig kan worden. Al die andere miljoen keren doe jij alles dan wel voor hem, wel zo snel, makkelijk en efficiënt en hé, dat doen moeders nou eenmaal.

En zo doe je, zonder dat je het zelf, als moederkloek, in de gaten hebt, dus veuls te veul voor je kind. Totdat je zo’n leuk opvoedkundig lijstje tegenkomt (http://www.jmouders.nl/opvoeden/gedrag/zelfstandig), waarin bijvoorbeeld nogal confronterend staat dat een kind tussen 8–10 jaar in staat is zijn eigen sporttenue bij elkaar te zoeken en zijn eigen sporttas in te pakken. Dát vroeg directement om een DGV (Drastisch Grote Verandering)! Stomverbaasd keek Zoon mij aan, toen ik van de een op de andere dag tegen hem zei dat hij zelf zijn sportkleren bij elkaar moest zoeken en zijn tas moest inpakken. ‘Maar dat doe jij toch altijd?’ ‘Klopt, maar nu niet meer’, zei ik heldhaftig, ‘denk je dat je het zelf wel kan?’ Beledigd: ‘Tsss, ja duh, natuurlijk hé, ik ben négen! M’n vrienden doen dat ook allemaal zelf hoor.’

En daar toog Zoon trots naar boven, waar ik na zo’n 10 minuten absolute stilte toch maar eens poolshoogte ging nemen. Daar stond hij, moeilijk kijkend, voor een kledingkast waar echt nog nooit van zijn langzalzeleven spullen van hem in hadden gelegen, boos roepend: ‘Ik kan het écht niet vinden hoor!’ Geduld, fluisterde het kleine pedagogisch verantwoorde stemmetje in mijn oor: ‘heb je al in je eigen kast gekeken?’ …

Inmiddels weer een poosje verder hoorde ik Zoon een lied inzetten. Hij was overduidelijk in zijn nopjes. Voor de tweede keer naar boven lopend, want hoe lang kan iemand bezig zijn met een tas inpakken én we moesten zo toch echt wel weg, trof ik hem druk spelend op zijn kamer met alle voorhande zijnde attributen, keurig om de sporttas heen geposteerd, in zijn onderbroek, reeds zijn voetbalshirt en één voetbalkous aan, dat dan weer wel. ‘Wat ben je eigenlijk aan het doen?’ ‘Aan het spelen.’ ‘Jij zou toch je sportkleren aan gaan doen en je sporttas inpakken?’ ‘Jaha, doe ik toch ook?!? @€$¥?!’

Lang leve de autonomie van het kind, het kost alleen een béétje veel tijd, da’s alles. Misschien moet ik me toch maar eens opgeven voor een cursusje tuinieren, over zaaien, en oogsten…

zaterdag 14 februari 2015

Code rood

 Wat is ziek? Ziek zijn is als het weer: soms zie je het aankomen, soms overvalt het je. Die laatste categorie is de ergste, want dan ben je dus Niet Voorbereid. Tijdens je overheerlijke en o zo belangrijke ‘Slow-Wave-Sleep’ momentje (opgezocht, bestaat) bijvoorbeeld. Opeens is daar, als een nachtmerrie: kots, koorts, snot, hoest, huil en zweet om je heen, veel zweet. Midden in de nacht dus, zodat je goed en adequaat kunt reageren op een overgevend kind, not…

 Na drie kwartier nachtelijk gehannes en gedoe van kind en bed verschonen, nogmaals pyjama uit en weer aan, want zat binnenstebuiten, troosten, drinken geven en herhaaldelijk voelen aan gloeiende wangen, trek je, inmiddels klaarwakker, de conclusie: dit kind is ziek.

Al vrij snel na het medeleven- en lijden met je kind realiseer je je echter ook dat dit morgenochtend hoogstwaarschijnlijk ook nog zo zal zijn. Vervolgens lig je je de rest van de nacht suf te piekeren (want ’s nachts lijkt alles erger dan overdag) over hoe dat morgen opgelost moet worden met het werk, terwijl Vader en de Zieke alweer breeduit liggen te ronken, want ‘we zien het morgenochtend wel’. Welke afspraken hebben we? Is oma beschikbaar? Kan een van ons thuiswerken? En stel dat het helemaal geen griep is, maar iets veel ernstigers? Klaagde Zieke laatst ook al niet over hoofdpijn? Hoe hoog mag koorts eigenlijk zijn? Is er nog wel Sinaspril in huis? En net wanneer je weer een beetje indommelt, gaat de genadeloze wekker: Rise and shine, olé! Wat je vannacht allemaal vreesde klopt vanochtend als een bus. Kind is nog steeds ziek, oma is uitgerekend vandaag niet beschikbaar en Vader kan thuiswerken tot 11.00 uur, het tijdstip waarop jijzelf net die ene, uiteraard Zeer Belangrijke afspraak hebt. Code rood is officieel ingegaan.

Kijkend naar je lieve Zieke die jou vanonder zijn dekentje op de bank met lodderige oogjes aankijkt realiseer je je gelukkig al vrij snel dat je je hier ook wel weer doorheen sleept. Niets is namelijk zo relativerend als een ziek kind. Stapels Donald Duckjes, hoestdranken en vitaminesapjes worden aangerukt en na spoedoverleg met werk en hulptroepen kan code rood weer worden opgeheven. Bovendien komt na regen altijd weer zonneschijn. Het zal vast goedkomen…


maandag 12 januari 2015

Vader Abraham

Vaders, ze zijn er in vele soorten en maten. Dat zie je pas goed wanneer je naar ‘Een Vakantiepark’ gaat. Zo’n park met alleen maar bungalows, voorzien van alle gemakken, waarvan je ooit gezworen hebt dat je daar nooit vrijwillig naartoe zou gaan. Maar dat was in het kinderloze tijdperk, toen je nog principes had. Bowlingbaan, trampolinehal, kinderkeuken, filmzaal, subtropisch zwembad met wildwaterglijbaan en een mega indoorspeeltuin: hèt ware kinderparadijs. En ik durf het bijna niet te zeggen, maar het was nog leuk ook, want zoals vele wijze vaders en moeders mij al wisten te vertellen: “Als de kinderen het leuk hebben, hebben de ouders dat ook”. Wat overigens niet wil zeggen dat je dan nooit meer in een klein tentje op een afgelegen berg kan gaan kamperen, want ook dat vinden kinderen leuk. Het ligt er maar net aan wat je er van maakt met elkaar.

Ik denk dat ik op ‘Het Resort’ geen enkel stel of gezelschap ben tegengekomen zónder kinderen. Gelukkig maar voor die stellen en gezelschappen zonder kinderen, want die willen hier echt niet zijn, vermoed ik zo. Des te meer Vaders waren er dus. Deze waren met name te vinden bij de  georganiseerde kinderactiviteiten, hangend op speciaal daarvoor bestemde banken, want echt overal is aan gedacht. Wachtend tot kindlief klaar is met springen, zwemmen, figuurzagen, pizza’s bakken of het zelf fabriceren van kindveilig vuurwerk. Blijkbaar is het echt een Mannenklus om het kind weg te brengen en op te wachten bij het kindervermaak.

Vaders, ze zaten stilzwijgend met hun baby in het bubbelbad, ze gingen van de wildwaterglijbaan en wilden eerder dan hun eigen kind beneden zijn of ze probeerden de onderhandelingstactiek die ze van hun vrouw hadden geleerd in de praktijk te brengen: “Lodewijkje, ik vind het vervelend dat je niet naar mij wilt luisteren, ik wil graag dat je even bij mij komt”, terwijl mister L. inmiddels bovenop de speelheuvel een lange neus stond te trekken en er als een speer vandoor ging.

Gekke vaders, sportieve, slome, chagrijnige vaders, uitbundige en lawaaierige vaders. Het maakt een kind niet uit, want er gaat niets of niemand boven zijn eigen Vader. Je eigen Vader is de Beste, de Sterkste, de Slimste en de aller-aller Liefste. Ook wanneer die Vader Abraham is geworden en dat misschien best oud is? “Ach, wat maakt dat nou uit”, verzucht Zoon, “ hij gaat nu met een wandelstok lopen en krijgt grijze plukken haar uit zijn oren, maar hij is aardiger dan je denkt en ook al is hij nu ouder voor zijn leeftijd, hij doet alles nog met mij. Ik ben Fan van hem.” En daar kan geen Vakantieparadijs tegenop.

vrijdag 19 december 2014

Kipkluiven en een vlinderstrik

Al meer dan een week is hij er mee bezig. En hij niet alleen als ik de andere ouders mag geloven. Ze zijn er allemaal mee bezig: Hét Kerstdiner. De moeder van Tom gaat pizza's bakken, Rosa maakt zelf cakepops en Kees gaat zijn bewegende en zingende kersthoed op doen. "We hebben meer kinderen in de klas hè, dit jaar!" roept hij tegen Vader, "je moet er dus 30 maken!". 's Ochtends vertrekt Vader in alle vroegte richting supermarkt om er zoveel mogelijk te bemachtigen. Hij komt de moeder van Boris tegen, haar kar volgeladen met bladerdeeg en verschillende soorten knakworst, rekening houdend met de diversiteit in de klas.

En waar de ouders de hele dag staan te zwoegen en zweten in de keuken, lopen ze op school al op te scheppen over hoeveel en wat er gegeten gaat worden en wie dit jaar het ‘klassenrecord kipkluif eten’ gaat verbeteren. De juffen beloven dat zij jurken aantrekken vanavond, maar dan moeten de kinderen ook allemaal deftig doen. Nu is Zoon nog niet zo van de nette pakken, maar hij snapt inmiddels wel dat het aantrekken van mooie kleren bij een feestelijke gelegenheid min of meer verwacht wordt door de omgeving en tja, de ‘ik-wil-er-toch-ook-wel-bij-horen-fase’ is pril, maar inmiddels begonnen. Het hagelwitte overhemd mèt vlinderstrik gaat dus, tot mijn stomme verbazing, warempel gewoon aan, terwijl ik sentimenteel een traantje wegpink alsof hij gaat trouwen ofzo. Ik doe zelfs een poging om wat gel te smeren, maar er zijn blijkbaar (nog wel) grenzen.
Opgewonden en met een tas vol kipkluiven schuift Zoon aan de lange kerstige tafel aan, een groot haardvuur brandend op het digibord. Vanaf hier is het verboden voor ouders.

Met een te dunne, te zoute, doch zelfgemaakte kom snert en een lauw gluhwijntje uit een plastic beker, dat gelijk naar je hoofd stijgt, kletsen wij, op het schoolplein, rond de vuurkorf, naast de levende kerststal, begeleid door live muziek, gezellig en met koude tenen het uur vol. Tot de eerste uitgelaten en redelijk verwilderde kerstfeestgangers met hoogrode wangen komen melden dat het supercool was, dat Hessel het klassenrecord kipkluif eten verbroken heeft met 6 (!) en dat ze nu eigenlijk ook wel een beetje buikpijn hebben en misselijk zijn, de wangen ondertussen verblekend naar krijtwit. Na een half uur zoeken naar het meegenomen bestek (voorzien van naam, dat scheelt) en natuurlijk wéér die fietssleutel, gaan we weer naar huis.
Mooie traditie toch, dat kerstdiner op school.

vrijdag 12 december 2014

Slaap kindje slaap

Voor de meeste kinderen is het zo dat, wanneer zij hun hoofd ten ruste leggen op een kussen, zij binnen hooguit een kwartiertje, in slaap vallen. Dit geldt niet voor onze zoon, die heeft namelijk last van, zoals wij dat noemen, Tomeloze en Bruisende Energie. In slaap vallen is elke dag, al jaren, een hele opgave. Van alles hebben we gedaan om hem hiermee te helpen. Je kan het zo gek niet bedenken of we hebben het wel in de praktijk gebracht.
Hierbij een kleine greep uit onze uitprobeersels. De wekkermethode: om de twee, drie en vervolgens steeds meer, minuten naar je kind lopen en hem geruststellend toespreken dat hij mag gaan slapen. Hier krijg je in elk geval gespierde bovenbenen van, tenminste, wanneer je in een huis woont met een trap. Met een stoel elke dag een stukje verder weg van het bed gaan zitten: je zit voor aap, maar het schijnt soms te werken, behalve bij ons. Stickers plakken: werkt gedurende de eerste vijf stickers, daarna is het effect nihil. Een rustgevend muziekje: hiervan viel ik zelf binnen vijf minuten in slaap, maar gaf ik in elk geval het goede voorbeeld. We hebben ons zelfs aan een soort handoplegging, aangeraden door een heus ‘medium’, gewaagd, maar met een kietelig kind ontaardde dat telkens in de slappe lach.

De raarste capriolen hebben we uitgehaald. In het ledikant erbij liggen tot je niet meer kon bewegen vanwege de slapende ledematen, want die sliepen inmiddels wel. Aaien over neus, haren, handen, warme melk met honing, massage, lamp aan of juist uit, deur dicht of toch open, lichtdoorlatende en verduisterende gordijnen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wanneer er een wedstrijd bestond voor ‘hoe kan ik mijn kind in slaap laten vallen’, waren wij daar inmiddels meervoudig kampioen in, zeker weten. Ten einde raad schreef ik mij in voor een informatieavond over ‘kind en slaap’, waar ik hoopte dé oplossing te vinden, maar deze niet kreeg.

Wij kunnnen het niet voor hem oplossen, hoe graag we dat ook zouden willen. Wij kunnen het slechts erkennen en accepteren dat dit bij hem hoort, zodat hij er zelf mee kan leren omgaan. En als dat betekent dat wij, totdat hij het huis uitgaat (waarvan hij nu beweert dat hij dat nooit zal doen, omdat hij altijd bij ons blijft wonen), op de rand van zijn bed moeten zitten totdat hij in slaap valt, dan doen wij dat. Niet altijd met plezier, toegegeven, maar wel altijd met berusting en vooral met liefde. Het levert zo af en toe nog een paar blogjes op ook…

donderdag 11 december 2014

Lachen, gieren, brullen

Ik las laatst een artikel over een onderzoek van Wilco van Dijk*, naar leedvermaak. Hij heeft ontdekt dat leedvermaak, of lachen om iemand anders zijn geblunder, als positieve emotie gezien moet worden. Hij heeft daarvoor testen gedaan met studenten. Was niet nodig geweest, want hij had ook bij mijn zoon en zijn vrienden langs kunnen komen die op dit moment de kampioenen van dé Humor zijn, tenminste, dat vinden zij zelf. Als ik ergens ga zitten heb ik kans dat ik, slechts voor de 100e keer die dag, op een whoopiekussen ga zitten. Er zwerft al weken een nepdrol door het huis en op de gekste plekken liggen bedrieglijk echt uitziende plastic spinnen. Ik ben continu op mijn hoede, maar schrik mij toch elke keer weer een megahoed, wanneer ‘de keizer van de lach’ himself, weer ergens achter vandaan tevoorschijn springt, terwijl hij keihard “BOE!” roept. Vaak gaat het niet eens om zelf grappig te willen zijn, maar meer om het willen shockeren van de ander en daar dan helemaal door in een deuk liggen. Wanneer ik net ben bijgekomen van dit schrikbewind staat hij alweer zijn oogleden omhoog te trekken en laat hij zijn mooie bruine ogen verdwijnen naar de binnenkant van zijn hoofd, terwijl hij gniffelend vraagt of ik “Dit ook eng vind?".

Mooi hoor, deze ontwikkeling van het schoolkind met steeds meer interesse en aandacht voor de reacties van anderen, maar het vergt veel van zijn omgeving, poeh!

Tom en Jerry, Roadrunner, SpongeBob en vooral Lachen om Home Video's. Hoe meer iemand valt, een mep krijgt of uit elkaar spat, hoe harder er wordt geschaterd. Ze vallen letterlijk van de bank van het lachen. Wanneer er, vanuit school, 3 km. naar de ijsbaan moet worden gefietst voor het schoolschaatsen (het nieuwe schoolzwemmen, maar dan anders), wordt er na afloop niet enthousiast verteld over hoe goed het schaatsen ging en hoeveel ze geleerd hebben (dit laatste is vrij normaal eigenlijk), maar proestend verslag gedaan over hoe vaak ze onderweg onderuit zijn gegaan tijdens de fietstocht en hoe groot de bult was van een klasgenoot, die viel op het ijs, waarmee hij zelfs naar de huisarts moest: “We hebben echt zó gelachen!”.

Wordt mijn kind een sadist en groeien hij en zijn vrienden uit tot seriemoordenaars? Wilco van Dijk en de pedagogiek stellen gerust. Het kan nl. ook gewoon “De slapstickachtige situatie zijn waardoor het leed van een ander op de lachspieren werkt.” Bovendien wordt hierdoor het zelfbeeld en de eigen identiteit ontwikkeld. Gelukkig is mijn kind voorlopig nog niet uitontwikkeld. Kan het met dat ‘gevoel voor humor’ misschien toch nog goed komen.

* Waarom lachen we om andermans leed?

vrijdag 28 november 2014

Het waakvlam syndroom

Waarschijnlijk beter bekend als de “Ooow-aandoening” of de “Oepsie-kwaal”. Ik heb mij er een tijdje zorgen over gemaakt, vroeg mij serieus af of dit wel normaal was. Totdat ik sprak met andere ouders, oftewel lotgenoten, in dit geval.

Wat is het?

Het komt geruststellend vaak voor en begint omstreeks een jaar of vijf. Althans, dan begint het op te vallen. Procentueel komt het vaker voor bij jongens dan bij meisjes, wat niet wil zeggen dat meisjes er geen last van hebben.

Symptomen

De symptomen dienen zich langzaam aan, maar zijn al snel uit duizenden te herkennen. Het begint vrijwel altijd met dé slome afwezige blik. Deze blik laat zien dat er aan hersenactiviteit op dat moment niet veel meer aanwezig is dan slechts een klein schamel waakvlammetje. Vrij snel gevolgd door de, alles behalve daadkracht uitstralende, woorden zoals “Ooow, vergeten” of “Oepsie”. Wanneer je kind vervolgens minstens tien keer per dag iets vergeet, jij zelf merkt dat je, alwéér, voor de zoveelste keer die week, door weer en wind, terugfietst naar het trainingsveld voor de vergeten, tas, jas, schoenen of fiets, spreken we van het waakvlam syndroom.

Ervaringen van lotgenoten

Lotgenoten vertellen over het plotseling verschijnen van 2 blauwe sportbroekjes in de gymtas, terwijl hun kind er ’s ochtends toch echt maar ééntje mee had in diezelfde tas. Ook mysterieus verdwenen kledingstukken en attributen worden vaak genoemd. Soms zie je deze nooit meer terug. Wanneer twee waakvlam-getroffenen elkaar tegenkomen kan het zelfs gebeuren dat kind 1 zijn handschoenen, oepsie, vergeet bij kind 2, kind 2 deze de volgende dag in zijn tas heeft om terug te geven aan kind 1, maar dit, ooow, vergeten is en de volgende dag de handschoenen weer terug zijn bij af, waar ze op de Grote Hoop terecht komen bij de sjaal van kind 3, de skibril van kind 4 en de onderbroek (hè?) van kind 5. Verder worden er meldingen gemaakt over vergeten topotoetsen, vergeten speelafspraken, vergeten wat je ook al weer wilde gaan doen, vergeten om antwoord te geven op een vraag en ga zo maar door. Oma wist het al: “Het is maar goed dat hun hoofd vastzit aan hun nek, anders zouden ze die ook nog vergeten”.

Oorzaak, behandeling èn preventie

Ze zeggen dat een kind dat alles vergeet een moeder heeft die alles onthoudt. Zou wel eens kunnen kloppen misschien...

                                                            Praten met lotgenoten? Neem gerust contact op!


vrijdag 21 november 2014

Twijfel Klaas

Wanneer is een kind toe aan de niets ontziende waarheid over Sinterklaas? En hoe pak je dat aan? Te vroeg vertellen en je hebt de kans dat je kind zich bedrogen voelt. Te laat vertellen en je hebt de kans dat je kind zich bedrogen voelt. Huh? Ja hoor, weer niemand die precies weet wat het beste is. Want ook hier geldt dat elk kind anders is en op zijn eigen unieke manier gaat reageren op dé waarheid. Mijn theorie is dat een kind vooral zelf moet willen niet meer te geloven, wat iedereen om hem heen ook roept of beweert.

Zo heeft Zoon hét vorig jaar niet willen horen, terwijl de onthulling hem ruimschoots werd aangereikt in de vorm van subtiele hints en uiteindelijk zelfs door keiharde confrontaties. Hij zag niks, hoorde niks en beweerde zonder blikken of blozen dat hij echt nóóit andere kinderen iets geks, zoals ‘Sinterklaas bestaat niet’, hoorde zeggen. Tot het ‘moment suprême’ , pakjesavond. Terwijl we samen naar huis fietsten, waar de familie al helemaal klaar zat, kwam de ‘out of de blue' mededeling: "Oh ja, ik weet het geheim van Sinterklaas hoor, dat jullie de cadeautjes kopen enzo." Geen ‘big smile’, geen bedroefd gezicht, maar een, bijna zakelijke, neutrale mededeling was het, boem. Het raakte mij meer dan hem. Daar gingen we weer: loslaten moeders! ‘Bye bye’ kleine jongen met je onvoorwaardelijke geloof in de magische wereld, welkom harde realiteit. Weer een tijdperk vol romantiek en kneuterigheid afgesloten.

Na een gepaste rouwperiode begon ik echter al gauw de grote voordelen van het toetreden tot de Club van Ongelovigen te zien. Geen gestress meer op de laatste nippert met 1000 overvolle tassen, slepend door de stad, met het lied ‘ik ben toch zeker Sinterklaas niet’ gonzend in je hoofd. Geen hyperactief kind meer dat van de spanning geen oog meer dicht deed, maar RUST! Het heerlijk avondje zou weer ècht heerlijk worden! Weekje van te voren samen cadeautjes kopen, een paar gedichtjes erbij, spelletje doen en dat was’t weer. Helaas bleek het brein van Zoon iets langzamer te werken dan mijn veranderingsgezindheid. Vol overgave werd dit jaar weer het Sinterklaasjournaal aangezet, werd er begonnen aan een verlanglijst (met de nadruk op lang) en werd er een schoen gezet, vergezeld van een luid "zie ginds komt de stoomboot". Op de vraag of hij ook naar de intocht wilde in de stad met de nep Sinterklaas kwam het verpletterende antwoord: "Nee joh, hij komt dit jaar niet in de stad aan, maar in Gouda!" Hij wist heus wel hoe het zat hoor, met "dat geheim enzo", maar hier had ik het toch echt mis, want er is maar één Sinterklaas en die was vandaag in Gouda.

Dat wordt dus nog een jaartje rennen,springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Best gezellig, alhoewel… De cadeautjes, lijstjes, inpakken en gedichten moeten nog, zucht…


vrijdag 14 november 2014

❤️ PEUTERS

Voor en door mijn werk bevind ik mij reeds 25 jaar tussen de peuters. En wat een leuk volkje is dat toch, ook al kunnen het soms ook enorme monsters zijn die de volwassenen in hun omgeving tot machteloosheid en wanhoop weten te drijven. Je kan het zo gek niet bedenken of ik heb elke mogelijke uitlating van dwarsheid wel een keer voorbij zien komen. Van zichzelf krijsend ter aarde storten (komt behoorlijk vaak voor) tot adem inhouden inclusief blauw aanlopen. Van kotsende woede tot headbangen tegen muur, grond, ledikant (of een ander kind, serieus). Van gooien en smijten met alles wat maar voor handen is tot apathisch voor zich uit starend (de engste wat mij betreft). En waarom? Om gehoord, gezien en opgemerkt te worden, da’s alles.

Ook al lijkt het behoorlijk gestoord en zorgelijk gedrag waarmee je als ouders gelijk naar de kinderpsychiater wilt hollen, wees gerust, het is volstrekt normaal. Een prachtig proces van zelfstandig worden, eigen wil ontdekken en grenzen van zichzelf en anderen opzoeken. De peuter laat het ons zien en horen. Die peuter heeft het echter moeilijker met ons, dan wij met hem, want wat is dat allemaal voor grote-mensen-onzin: je bord moet leeg, zand moet in de zandbak, je moet een jas aan, in bed blijven liggen, éérst dit en dan dat, en vooral niet: springen op de bank, schreeuwen in de winkel, kijken met je handjes (want dat doe je met je oogjes, deze heb ik nooit begrepen) en zo kan ik nog wel even doorgaan. ‘Moet’ en ‘niet’, twee onbegrijpelijke en onverstaanbare woorden voor een peuter die juist ‘wil’ en ‘wel’.

Ik heb wel makkelijk praten hoor, want 'die van ons' was niet 'zo moeilijk'. Het dwarsigste wat hij ooit heeft gedaan is een rozijn in zijn neus stoppen en boos volhouden dat hij dat niet had gedaan. Zaklamp inspectie toonde aan dat er inderdaad niks te zien was dus werd zoon geloofd. Totdat er na 2 weken toch wel een erg onwelriekend luchtje om hem heen kwam te hangen. “ROZIJN!", schreeuwde mijn moederinstinct en de huisarts bevestigde dat er “inderdaad een object in de neus aanwezig” was, maar dat hij niet (meer) kon zien wat het was. Erger nog, hij kreeg het er met geen mogelijkheid uit. Door naar het ziekenhuis, waar 4 dokters met vrouw (in dit geval) en macht met elk eng uitziend instrument dat ze maar voor handen hadden, en in het neusgat paste, zaten te pulken, peuteren en wroeten. Zoon hield krijsend, schoppend en slaand vol dat hij “GEEN rozijn!” in zijn neus had. Totdat er plots met een enorme nies gelukkig een eind aan dit bloederige debacle kwam. Nooit geweten dat een rozijn zo kolossaal kon worden.

Echt, het zijn mijn lievelingsmensen, die peuters.

vrijdag 7 november 2014

'Nep' Broer en Zus

Twee keer per jaar zien ze elkaar. Ze kennen elkaar van vroeger en zijn maatjes van het eerste uur. Ze komen uit een andere wereld dan die waar ze nu in leven. Ze delen dezelfde roots. Hun vaders en moeders zijn onbekend. Een kindertehuis en een pleeggezin verder kwamen ze elkaar weer tegen toen ze, net voor hun 2e verjaardag, werden opgehaald door ons, de adoptieouders. Dat dit vrolijke, elkaar continue meppende en elkaars speelgoed afpakkende trio, een speciale band met elkaar had was ons al snel duidelijk. Deze kinderen hadden elkaar lief. En wij ouders besloten dan ook om deze bijzondere verbintenis warm te houden en elkaar twee keer per jaar te blijven ontmoeten. Een soort feestjes zijn het, waarbij de kinderen na een paar tellen om elkaar heen draaien, elkaar weer vinden alsof ze elkaar gisteren nog hebben gezien. Ze pakken de draad van het vorige bezoek zo weer op. Het geeft ons als ouders elke keer weer een kippenvelmomentje.

De feestelijke dag wordt steevast afgesloten met een etentje in een restaurant van het land van herkomst, alhoewel de Tepan Yaki Mix in sojasaus niet door alle, inmiddels verwesterde, aanwezigen meer gewaardeerd wordt en met stokjes eten leuk, maar verdomd lastig blijft. Terwijl wij ouders gezellig nog een, uit het geboorteland afkomstig, biertje wegtikken bespreken de kinderen ondertussen serieuze adoptievraagstukken met elkaar. Dat het bijvoorbeeld niet eerlijk is dat Grote Zus, geboren en getogen in Nederland, niet geadopteerd is. Zij zou namelijk ook wel geadopteerd willen zijn. Niet getreurd, ook daar weet het trio wel raad mee: “We doen gewoon net alsof jij óók geadopteerd bent, maar dan wel uit België, anders gelooft niemand het”.

Ook geadopteerd willen zijn, we hebben het allemaal als kind wel eens gedacht waarschijnlijk, gehoopt misschien wel zelfs. Het is een spannend idee dat de fantasie prikkelt. Misschien ben je wel de dochter van een Afrikaanse koning, of de zoon van die beroemde zangeres uit Colombia. Maar stel je eens voor dat het echt zo is, dat je echt geadopteerd bent. Dan zijn er maar een paar die precies weten en begrijpen hoe dat is en hoe het voelt en dat zijn zij: je ‘nep’ Broer en Zus.

vrijdag 31 oktober 2014

Wassen wassen wassen

Ons kind is een sportkind. Dat vinden wij natuurlijk geweldig, we hebben dat niet voor niets van jongs af aan gestimuleerd èn zelf fanatiek het goede sportvoorbeeld gegeven. Bovendien is sporten gezond, ontwikkelt het de motoriek en leert het een kind omgaan met winnen, verliezen, zijn eigen grenzen en die van anderen. Maar het allerbelangrijkste is natuurlijk het plezier in het sporten. 
Toen zoon kleiner was en zelf nog niet aan sport deed, tenminste, niet in clubverband dan, konden wij zelf nog actief aan competitiewedstrijden deelnemen. Elke zaterdag stond ‘in het teken van’. Kind werd, voorzien van de nodige ‘hoe vermaak ik mij in een sporthal attributen’, tijdens de warming up van vader overgeheveld naar moeder, inmiddels bezig met de cooling down. 
Honderden overvolle wasmanden verder, is zoon dus zelf Een Sporter geworden. Druk om wat hij overdag aan moet maakt hij zich (nog) niet, maar o wee wanneer er een sporttenue aangetrokken moet worden, dan opeens komt het er serieus op aan: “Ja, dûh, dáár kan ik toch niet in voetballen!”. Een fijne zachte hippe joggingbroek van de Hema? Daar hoef ik echt niet meer mee aan te komen. Dry fit met climatecontrol moet het zijn. Bij elkaar passend en het liefst van een bepaald merk. À la Dolf Jansen wil meneer alleen nog maar op hardloopschoenen de buitenwereld tegemoet treden.

Tijd om zelf als ouder aan sport te doen is er alleen nog ergens tussen de bedrijven, de wedstrijden van zoon en het blessureleed van jezelf door. Dan maar sport kijken en daar, waar het oude vergane sportglorie lijf het nog toestaat, meedoen met zoon. Alles beter dan niks doen, roept de ware sportspirit! En zo schaatsen, hardlopen, fietsen, skiën, zwemmen wij ons een slag in de rondte. Drinken we op zaterdag, in alle vroegte, kantinekoffie die alleen te doen is om en nabij een voetbalveld. Lopen we te blauwbekken langs de ijsbaan. Staan we op zondagmiddag de verspringbak te harken bij de Noord Nederlandse kampioenschappen atletiek en wassen, wassen, wassen.

De zaterdag, de zondag, eigenlijk vaak bijna de hele week, staat ‘in het teken van’, héérlijk!



vrijdag 24 oktober 2014

Bodemlikkende algvis

Wij hebben het best lang weten tegen te houden, schietapparaten. Tot hij bijna 3 jaar was, jawel. Om nou te zeggen dat er toen geen houwen meer aan was zou zwaar overdreven zijn, maar het was wel het moment dat ik zelf mijn ideaalbeeld van een geweldspelletjes-loze opvoeding maar heb laten varen en ging toegeven dat het nodig blijkt, in een jongensleven. Een jongen gaat schieten, of je het nou leuk vindt of niet. Uitzonderingen daar gelaten natuurlijk, maar dat gold helaas niet voor onze zoon. Die houdt wel van een lekker schietpartijtje op zijn tijd.

Nu hij een stuk ouder is, dealen we echter met andere koek, het onschuldige piewpiew pistooltje is vervangen door vlammenwerpers, mortieren en landmijnen op elk scherm dat maar voor handen is. Waar heb ik mij destijds druk over gemaakt, denk ik nu, láát die jongens toch. Vandaag de dag gaat het namelijk om veel grotere dilemma’s. Want er zijn Wii’s, X-boxen, IPads en computers, óveral games en filmpjes. Wel of niet op de IPad kijken naar You Tube filmpjes, hoe lang op de Wii, welke games wel of niet? En wanneer wordt al dat gegame en kijken naar schermpjes eigenlijk schadelijk voor mijn kind? Het lijkt of er nog niemand is die het precies weet, het wordt in elk geval flink onderzocht en de meningen over dit onderwerp lopen behoorlijk uiteen. Dus ben je als ouders op je eigen intuïtie en gevoel aangewezen en zul je, om te weten te komen wat jouw kind wel of niet aankan, goed moeten kijken naar hem. Door een klein onderzoekje te doen bijvoorbeeld, tijdens een ‘zoon en vriend samen achter de Wii momentje':

"Zullen we samen? Dan kan ik eerst een beetje zien hoe het gaat. Ik schiet, ik schiet! …..Ik heb geschoten! Coooool!" Terwijl Cobra Cadabra uit de Wii dingen brult als “aaaaaargh, ik wil nú frisdrank! Bodemlikkende algvis, mmm!”, roepen de vrienden tegen elkaar: "Ok, doe jij die algvisdinges, doe ik de ambrosia! Kom, ik help je! Wacht even, wacht even, HELLUP!" “OK, @€#%£¥, aaargh, haha! Wàt nou groentje!”, roept Chill Bill. "Kom, wij moeten elkaar vertrouwen, nu knallen we ’m dood!" “Vandaag is het een slechte donutdag, waar heb ik dat aan verdiend”, murmelt het verslagen monster. "Vèt, HaHá, dat zal die griezels leren!"

Mijn conclusie? Láát die jongens toch, over een paar jaar lachen we hier, hopelijk, ook weer om.

image
image