Pagina's

donderdag 11 december 2014

Lachen, gieren, brullen

Ik las laatst een artikel over een onderzoek van Wilco van Dijk*, naar leedvermaak. Hij heeft ontdekt dat leedvermaak, of lachen om iemand anders zijn geblunder, als positieve emotie gezien moet worden. Hij heeft daarvoor testen gedaan met studenten. Was niet nodig geweest, want hij had ook bij mijn zoon en zijn vrienden langs kunnen komen die op dit moment de kampioenen van dé Humor zijn, tenminste, dat vinden zij zelf. Als ik ergens ga zitten heb ik kans dat ik, slechts voor de 100e keer die dag, op een whoopiekussen ga zitten. Er zwerft al weken een nepdrol door het huis en op de gekste plekken liggen bedrieglijk echt uitziende plastic spinnen. Ik ben continu op mijn hoede, maar schrik mij toch elke keer weer een megahoed, wanneer ‘de keizer van de lach’ himself, weer ergens achter vandaan tevoorschijn springt, terwijl hij keihard “BOE!” roept. Vaak gaat het niet eens om zelf grappig te willen zijn, maar meer om het willen shockeren van de ander en daar dan helemaal door in een deuk liggen. Wanneer ik net ben bijgekomen van dit schrikbewind staat hij alweer zijn oogleden omhoog te trekken en laat hij zijn mooie bruine ogen verdwijnen naar de binnenkant van zijn hoofd, terwijl hij gniffelend vraagt of ik “Dit ook eng vind?".

Mooi hoor, deze ontwikkeling van het schoolkind met steeds meer interesse en aandacht voor de reacties van anderen, maar het vergt veel van zijn omgeving, poeh!

Tom en Jerry, Roadrunner, SpongeBob en vooral Lachen om Home Video's. Hoe meer iemand valt, een mep krijgt of uit elkaar spat, hoe harder er wordt geschaterd. Ze vallen letterlijk van de bank van het lachen. Wanneer er, vanuit school, 3 km. naar de ijsbaan moet worden gefietst voor het schoolschaatsen (het nieuwe schoolzwemmen, maar dan anders), wordt er na afloop niet enthousiast verteld over hoe goed het schaatsen ging en hoeveel ze geleerd hebben (dit laatste is vrij normaal eigenlijk), maar proestend verslag gedaan over hoe vaak ze onderweg onderuit zijn gegaan tijdens de fietstocht en hoe groot de bult was van een klasgenoot, die viel op het ijs, waarmee hij zelfs naar de huisarts moest: “We hebben echt zó gelachen!”.

Wordt mijn kind een sadist en groeien hij en zijn vrienden uit tot seriemoordenaars? Wilco van Dijk en de pedagogiek stellen gerust. Het kan nl. ook gewoon “De slapstickachtige situatie zijn waardoor het leed van een ander op de lachspieren werkt.” Bovendien wordt hierdoor het zelfbeeld en de eigen identiteit ontwikkeld. Gelukkig is mijn kind voorlopig nog niet uitontwikkeld. Kan het met dat ‘gevoel voor humor’ misschien toch nog goed komen.

* Waarom lachen we om andermans leed?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten