Pagina's

vrijdag 19 december 2014

Kipkluiven en een vlinderstrik

Al meer dan een week is hij er mee bezig. En hij niet alleen als ik de andere ouders mag geloven. Ze zijn er allemaal mee bezig: Hét Kerstdiner. De moeder van Tom gaat pizza's bakken, Rosa maakt zelf cakepops en Kees gaat zijn bewegende en zingende kersthoed op doen. "We hebben meer kinderen in de klas hè, dit jaar!" roept hij tegen Vader, "je moet er dus 30 maken!". 's Ochtends vertrekt Vader in alle vroegte richting supermarkt om er zoveel mogelijk te bemachtigen. Hij komt de moeder van Boris tegen, haar kar volgeladen met bladerdeeg en verschillende soorten knakworst, rekening houdend met de diversiteit in de klas.

En waar de ouders de hele dag staan te zwoegen en zweten in de keuken, lopen ze op school al op te scheppen over hoeveel en wat er gegeten gaat worden en wie dit jaar het ‘klassenrecord kipkluif eten’ gaat verbeteren. De juffen beloven dat zij jurken aantrekken vanavond, maar dan moeten de kinderen ook allemaal deftig doen. Nu is Zoon nog niet zo van de nette pakken, maar hij snapt inmiddels wel dat het aantrekken van mooie kleren bij een feestelijke gelegenheid min of meer verwacht wordt door de omgeving en tja, de ‘ik-wil-er-toch-ook-wel-bij-horen-fase’ is pril, maar inmiddels begonnen. Het hagelwitte overhemd mèt vlinderstrik gaat dus, tot mijn stomme verbazing, warempel gewoon aan, terwijl ik sentimenteel een traantje wegpink alsof hij gaat trouwen ofzo. Ik doe zelfs een poging om wat gel te smeren, maar er zijn blijkbaar (nog wel) grenzen.
Opgewonden en met een tas vol kipkluiven schuift Zoon aan de lange kerstige tafel aan, een groot haardvuur brandend op het digibord. Vanaf hier is het verboden voor ouders.

Met een te dunne, te zoute, doch zelfgemaakte kom snert en een lauw gluhwijntje uit een plastic beker, dat gelijk naar je hoofd stijgt, kletsen wij, op het schoolplein, rond de vuurkorf, naast de levende kerststal, begeleid door live muziek, gezellig en met koude tenen het uur vol. Tot de eerste uitgelaten en redelijk verwilderde kerstfeestgangers met hoogrode wangen komen melden dat het supercool was, dat Hessel het klassenrecord kipkluif eten verbroken heeft met 6 (!) en dat ze nu eigenlijk ook wel een beetje buikpijn hebben en misselijk zijn, de wangen ondertussen verblekend naar krijtwit. Na een half uur zoeken naar het meegenomen bestek (voorzien van naam, dat scheelt) en natuurlijk wéér die fietssleutel, gaan we weer naar huis.
Mooie traditie toch, dat kerstdiner op school.

vrijdag 12 december 2014

Slaap kindje slaap

Voor de meeste kinderen is het zo dat, wanneer zij hun hoofd ten ruste leggen op een kussen, zij binnen hooguit een kwartiertje, in slaap vallen. Dit geldt niet voor onze zoon, die heeft namelijk last van, zoals wij dat noemen, Tomeloze en Bruisende Energie. In slaap vallen is elke dag, al jaren, een hele opgave. Van alles hebben we gedaan om hem hiermee te helpen. Je kan het zo gek niet bedenken of we hebben het wel in de praktijk gebracht.
Hierbij een kleine greep uit onze uitprobeersels. De wekkermethode: om de twee, drie en vervolgens steeds meer, minuten naar je kind lopen en hem geruststellend toespreken dat hij mag gaan slapen. Hier krijg je in elk geval gespierde bovenbenen van, tenminste, wanneer je in een huis woont met een trap. Met een stoel elke dag een stukje verder weg van het bed gaan zitten: je zit voor aap, maar het schijnt soms te werken, behalve bij ons. Stickers plakken: werkt gedurende de eerste vijf stickers, daarna is het effect nihil. Een rustgevend muziekje: hiervan viel ik zelf binnen vijf minuten in slaap, maar gaf ik in elk geval het goede voorbeeld. We hebben ons zelfs aan een soort handoplegging, aangeraden door een heus ‘medium’, gewaagd, maar met een kietelig kind ontaardde dat telkens in de slappe lach.

De raarste capriolen hebben we uitgehaald. In het ledikant erbij liggen tot je niet meer kon bewegen vanwege de slapende ledematen, want die sliepen inmiddels wel. Aaien over neus, haren, handen, warme melk met honing, massage, lamp aan of juist uit, deur dicht of toch open, lichtdoorlatende en verduisterende gordijnen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wanneer er een wedstrijd bestond voor ‘hoe kan ik mijn kind in slaap laten vallen’, waren wij daar inmiddels meervoudig kampioen in, zeker weten. Ten einde raad schreef ik mij in voor een informatieavond over ‘kind en slaap’, waar ik hoopte dé oplossing te vinden, maar deze niet kreeg.

Wij kunnnen het niet voor hem oplossen, hoe graag we dat ook zouden willen. Wij kunnen het slechts erkennen en accepteren dat dit bij hem hoort, zodat hij er zelf mee kan leren omgaan. En als dat betekent dat wij, totdat hij het huis uitgaat (waarvan hij nu beweert dat hij dat nooit zal doen, omdat hij altijd bij ons blijft wonen), op de rand van zijn bed moeten zitten totdat hij in slaap valt, dan doen wij dat. Niet altijd met plezier, toegegeven, maar wel altijd met berusting en vooral met liefde. Het levert zo af en toe nog een paar blogjes op ook…

donderdag 11 december 2014

Lachen, gieren, brullen

Ik las laatst een artikel over een onderzoek van Wilco van Dijk*, naar leedvermaak. Hij heeft ontdekt dat leedvermaak, of lachen om iemand anders zijn geblunder, als positieve emotie gezien moet worden. Hij heeft daarvoor testen gedaan met studenten. Was niet nodig geweest, want hij had ook bij mijn zoon en zijn vrienden langs kunnen komen die op dit moment de kampioenen van dé Humor zijn, tenminste, dat vinden zij zelf. Als ik ergens ga zitten heb ik kans dat ik, slechts voor de 100e keer die dag, op een whoopiekussen ga zitten. Er zwerft al weken een nepdrol door het huis en op de gekste plekken liggen bedrieglijk echt uitziende plastic spinnen. Ik ben continu op mijn hoede, maar schrik mij toch elke keer weer een megahoed, wanneer ‘de keizer van de lach’ himself, weer ergens achter vandaan tevoorschijn springt, terwijl hij keihard “BOE!” roept. Vaak gaat het niet eens om zelf grappig te willen zijn, maar meer om het willen shockeren van de ander en daar dan helemaal door in een deuk liggen. Wanneer ik net ben bijgekomen van dit schrikbewind staat hij alweer zijn oogleden omhoog te trekken en laat hij zijn mooie bruine ogen verdwijnen naar de binnenkant van zijn hoofd, terwijl hij gniffelend vraagt of ik “Dit ook eng vind?".

Mooi hoor, deze ontwikkeling van het schoolkind met steeds meer interesse en aandacht voor de reacties van anderen, maar het vergt veel van zijn omgeving, poeh!

Tom en Jerry, Roadrunner, SpongeBob en vooral Lachen om Home Video's. Hoe meer iemand valt, een mep krijgt of uit elkaar spat, hoe harder er wordt geschaterd. Ze vallen letterlijk van de bank van het lachen. Wanneer er, vanuit school, 3 km. naar de ijsbaan moet worden gefietst voor het schoolschaatsen (het nieuwe schoolzwemmen, maar dan anders), wordt er na afloop niet enthousiast verteld over hoe goed het schaatsen ging en hoeveel ze geleerd hebben (dit laatste is vrij normaal eigenlijk), maar proestend verslag gedaan over hoe vaak ze onderweg onderuit zijn gegaan tijdens de fietstocht en hoe groot de bult was van een klasgenoot, die viel op het ijs, waarmee hij zelfs naar de huisarts moest: “We hebben echt zó gelachen!”.

Wordt mijn kind een sadist en groeien hij en zijn vrienden uit tot seriemoordenaars? Wilco van Dijk en de pedagogiek stellen gerust. Het kan nl. ook gewoon “De slapstickachtige situatie zijn waardoor het leed van een ander op de lachspieren werkt.” Bovendien wordt hierdoor het zelfbeeld en de eigen identiteit ontwikkeld. Gelukkig is mijn kind voorlopig nog niet uitontwikkeld. Kan het met dat ‘gevoel voor humor’ misschien toch nog goed komen.

* Waarom lachen we om andermans leed?

vrijdag 28 november 2014

Het waakvlam syndroom

Waarschijnlijk beter bekend als de “Ooow-aandoening” of de “Oepsie-kwaal”. Ik heb mij er een tijdje zorgen over gemaakt, vroeg mij serieus af of dit wel normaal was. Totdat ik sprak met andere ouders, oftewel lotgenoten, in dit geval.

Wat is het?

Het komt geruststellend vaak voor en begint omstreeks een jaar of vijf. Althans, dan begint het op te vallen. Procentueel komt het vaker voor bij jongens dan bij meisjes, wat niet wil zeggen dat meisjes er geen last van hebben.

Symptomen

De symptomen dienen zich langzaam aan, maar zijn al snel uit duizenden te herkennen. Het begint vrijwel altijd met dé slome afwezige blik. Deze blik laat zien dat er aan hersenactiviteit op dat moment niet veel meer aanwezig is dan slechts een klein schamel waakvlammetje. Vrij snel gevolgd door de, alles behalve daadkracht uitstralende, woorden zoals “Ooow, vergeten” of “Oepsie”. Wanneer je kind vervolgens minstens tien keer per dag iets vergeet, jij zelf merkt dat je, alwéér, voor de zoveelste keer die week, door weer en wind, terugfietst naar het trainingsveld voor de vergeten, tas, jas, schoenen of fiets, spreken we van het waakvlam syndroom.

Ervaringen van lotgenoten

Lotgenoten vertellen over het plotseling verschijnen van 2 blauwe sportbroekjes in de gymtas, terwijl hun kind er ’s ochtends toch echt maar ééntje mee had in diezelfde tas. Ook mysterieus verdwenen kledingstukken en attributen worden vaak genoemd. Soms zie je deze nooit meer terug. Wanneer twee waakvlam-getroffenen elkaar tegenkomen kan het zelfs gebeuren dat kind 1 zijn handschoenen, oepsie, vergeet bij kind 2, kind 2 deze de volgende dag in zijn tas heeft om terug te geven aan kind 1, maar dit, ooow, vergeten is en de volgende dag de handschoenen weer terug zijn bij af, waar ze op de Grote Hoop terecht komen bij de sjaal van kind 3, de skibril van kind 4 en de onderbroek (hè?) van kind 5. Verder worden er meldingen gemaakt over vergeten topotoetsen, vergeten speelafspraken, vergeten wat je ook al weer wilde gaan doen, vergeten om antwoord te geven op een vraag en ga zo maar door. Oma wist het al: “Het is maar goed dat hun hoofd vastzit aan hun nek, anders zouden ze die ook nog vergeten”.

Oorzaak, behandeling èn preventie

Ze zeggen dat een kind dat alles vergeet een moeder heeft die alles onthoudt. Zou wel eens kunnen kloppen misschien...

                                                            Praten met lotgenoten? Neem gerust contact op!


vrijdag 21 november 2014

Twijfel Klaas

Wanneer is een kind toe aan de niets ontziende waarheid over Sinterklaas? En hoe pak je dat aan? Te vroeg vertellen en je hebt de kans dat je kind zich bedrogen voelt. Te laat vertellen en je hebt de kans dat je kind zich bedrogen voelt. Huh? Ja hoor, weer niemand die precies weet wat het beste is. Want ook hier geldt dat elk kind anders is en op zijn eigen unieke manier gaat reageren op dé waarheid. Mijn theorie is dat een kind vooral zelf moet willen niet meer te geloven, wat iedereen om hem heen ook roept of beweert.

Zo heeft Zoon hét vorig jaar niet willen horen, terwijl de onthulling hem ruimschoots werd aangereikt in de vorm van subtiele hints en uiteindelijk zelfs door keiharde confrontaties. Hij zag niks, hoorde niks en beweerde zonder blikken of blozen dat hij echt nóóit andere kinderen iets geks, zoals ‘Sinterklaas bestaat niet’, hoorde zeggen. Tot het ‘moment suprême’ , pakjesavond. Terwijl we samen naar huis fietsten, waar de familie al helemaal klaar zat, kwam de ‘out of de blue' mededeling: "Oh ja, ik weet het geheim van Sinterklaas hoor, dat jullie de cadeautjes kopen enzo." Geen ‘big smile’, geen bedroefd gezicht, maar een, bijna zakelijke, neutrale mededeling was het, boem. Het raakte mij meer dan hem. Daar gingen we weer: loslaten moeders! ‘Bye bye’ kleine jongen met je onvoorwaardelijke geloof in de magische wereld, welkom harde realiteit. Weer een tijdperk vol romantiek en kneuterigheid afgesloten.

Na een gepaste rouwperiode begon ik echter al gauw de grote voordelen van het toetreden tot de Club van Ongelovigen te zien. Geen gestress meer op de laatste nippert met 1000 overvolle tassen, slepend door de stad, met het lied ‘ik ben toch zeker Sinterklaas niet’ gonzend in je hoofd. Geen hyperactief kind meer dat van de spanning geen oog meer dicht deed, maar RUST! Het heerlijk avondje zou weer ècht heerlijk worden! Weekje van te voren samen cadeautjes kopen, een paar gedichtjes erbij, spelletje doen en dat was’t weer. Helaas bleek het brein van Zoon iets langzamer te werken dan mijn veranderingsgezindheid. Vol overgave werd dit jaar weer het Sinterklaasjournaal aangezet, werd er begonnen aan een verlanglijst (met de nadruk op lang) en werd er een schoen gezet, vergezeld van een luid "zie ginds komt de stoomboot". Op de vraag of hij ook naar de intocht wilde in de stad met de nep Sinterklaas kwam het verpletterende antwoord: "Nee joh, hij komt dit jaar niet in de stad aan, maar in Gouda!" Hij wist heus wel hoe het zat hoor, met "dat geheim enzo", maar hier had ik het toch echt mis, want er is maar één Sinterklaas en die was vandaag in Gouda.

Dat wordt dus nog een jaartje rennen,springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Best gezellig, alhoewel… De cadeautjes, lijstjes, inpakken en gedichten moeten nog, zucht…


vrijdag 14 november 2014

❤️ PEUTERS

Voor en door mijn werk bevind ik mij reeds 25 jaar tussen de peuters. En wat een leuk volkje is dat toch, ook al kunnen het soms ook enorme monsters zijn die de volwassenen in hun omgeving tot machteloosheid en wanhoop weten te drijven. Je kan het zo gek niet bedenken of ik heb elke mogelijke uitlating van dwarsheid wel een keer voorbij zien komen. Van zichzelf krijsend ter aarde storten (komt behoorlijk vaak voor) tot adem inhouden inclusief blauw aanlopen. Van kotsende woede tot headbangen tegen muur, grond, ledikant (of een ander kind, serieus). Van gooien en smijten met alles wat maar voor handen is tot apathisch voor zich uit starend (de engste wat mij betreft). En waarom? Om gehoord, gezien en opgemerkt te worden, da’s alles.

Ook al lijkt het behoorlijk gestoord en zorgelijk gedrag waarmee je als ouders gelijk naar de kinderpsychiater wilt hollen, wees gerust, het is volstrekt normaal. Een prachtig proces van zelfstandig worden, eigen wil ontdekken en grenzen van zichzelf en anderen opzoeken. De peuter laat het ons zien en horen. Die peuter heeft het echter moeilijker met ons, dan wij met hem, want wat is dat allemaal voor grote-mensen-onzin: je bord moet leeg, zand moet in de zandbak, je moet een jas aan, in bed blijven liggen, éérst dit en dan dat, en vooral niet: springen op de bank, schreeuwen in de winkel, kijken met je handjes (want dat doe je met je oogjes, deze heb ik nooit begrepen) en zo kan ik nog wel even doorgaan. ‘Moet’ en ‘niet’, twee onbegrijpelijke en onverstaanbare woorden voor een peuter die juist ‘wil’ en ‘wel’.

Ik heb wel makkelijk praten hoor, want 'die van ons' was niet 'zo moeilijk'. Het dwarsigste wat hij ooit heeft gedaan is een rozijn in zijn neus stoppen en boos volhouden dat hij dat niet had gedaan. Zaklamp inspectie toonde aan dat er inderdaad niks te zien was dus werd zoon geloofd. Totdat er na 2 weken toch wel een erg onwelriekend luchtje om hem heen kwam te hangen. “ROZIJN!", schreeuwde mijn moederinstinct en de huisarts bevestigde dat er “inderdaad een object in de neus aanwezig” was, maar dat hij niet (meer) kon zien wat het was. Erger nog, hij kreeg het er met geen mogelijkheid uit. Door naar het ziekenhuis, waar 4 dokters met vrouw (in dit geval) en macht met elk eng uitziend instrument dat ze maar voor handen hadden, en in het neusgat paste, zaten te pulken, peuteren en wroeten. Zoon hield krijsend, schoppend en slaand vol dat hij “GEEN rozijn!” in zijn neus had. Totdat er plots met een enorme nies gelukkig een eind aan dit bloederige debacle kwam. Nooit geweten dat een rozijn zo kolossaal kon worden.

Echt, het zijn mijn lievelingsmensen, die peuters.

vrijdag 7 november 2014

'Nep' Broer en Zus

Twee keer per jaar zien ze elkaar. Ze kennen elkaar van vroeger en zijn maatjes van het eerste uur. Ze komen uit een andere wereld dan die waar ze nu in leven. Ze delen dezelfde roots. Hun vaders en moeders zijn onbekend. Een kindertehuis en een pleeggezin verder kwamen ze elkaar weer tegen toen ze, net voor hun 2e verjaardag, werden opgehaald door ons, de adoptieouders. Dat dit vrolijke, elkaar continue meppende en elkaars speelgoed afpakkende trio, een speciale band met elkaar had was ons al snel duidelijk. Deze kinderen hadden elkaar lief. En wij ouders besloten dan ook om deze bijzondere verbintenis warm te houden en elkaar twee keer per jaar te blijven ontmoeten. Een soort feestjes zijn het, waarbij de kinderen na een paar tellen om elkaar heen draaien, elkaar weer vinden alsof ze elkaar gisteren nog hebben gezien. Ze pakken de draad van het vorige bezoek zo weer op. Het geeft ons als ouders elke keer weer een kippenvelmomentje.

De feestelijke dag wordt steevast afgesloten met een etentje in een restaurant van het land van herkomst, alhoewel de Tepan Yaki Mix in sojasaus niet door alle, inmiddels verwesterde, aanwezigen meer gewaardeerd wordt en met stokjes eten leuk, maar verdomd lastig blijft. Terwijl wij ouders gezellig nog een, uit het geboorteland afkomstig, biertje wegtikken bespreken de kinderen ondertussen serieuze adoptievraagstukken met elkaar. Dat het bijvoorbeeld niet eerlijk is dat Grote Zus, geboren en getogen in Nederland, niet geadopteerd is. Zij zou namelijk ook wel geadopteerd willen zijn. Niet getreurd, ook daar weet het trio wel raad mee: “We doen gewoon net alsof jij óók geadopteerd bent, maar dan wel uit België, anders gelooft niemand het”.

Ook geadopteerd willen zijn, we hebben het allemaal als kind wel eens gedacht waarschijnlijk, gehoopt misschien wel zelfs. Het is een spannend idee dat de fantasie prikkelt. Misschien ben je wel de dochter van een Afrikaanse koning, of de zoon van die beroemde zangeres uit Colombia. Maar stel je eens voor dat het echt zo is, dat je echt geadopteerd bent. Dan zijn er maar een paar die precies weten en begrijpen hoe dat is en hoe het voelt en dat zijn zij: je ‘nep’ Broer en Zus.

vrijdag 31 oktober 2014

Wassen wassen wassen

Ons kind is een sportkind. Dat vinden wij natuurlijk geweldig, we hebben dat niet voor niets van jongs af aan gestimuleerd èn zelf fanatiek het goede sportvoorbeeld gegeven. Bovendien is sporten gezond, ontwikkelt het de motoriek en leert het een kind omgaan met winnen, verliezen, zijn eigen grenzen en die van anderen. Maar het allerbelangrijkste is natuurlijk het plezier in het sporten. 
Toen zoon kleiner was en zelf nog niet aan sport deed, tenminste, niet in clubverband dan, konden wij zelf nog actief aan competitiewedstrijden deelnemen. Elke zaterdag stond ‘in het teken van’. Kind werd, voorzien van de nodige ‘hoe vermaak ik mij in een sporthal attributen’, tijdens de warming up van vader overgeheveld naar moeder, inmiddels bezig met de cooling down. 
Honderden overvolle wasmanden verder, is zoon dus zelf Een Sporter geworden. Druk om wat hij overdag aan moet maakt hij zich (nog) niet, maar o wee wanneer er een sporttenue aangetrokken moet worden, dan opeens komt het er serieus op aan: “Ja, dûh, dáár kan ik toch niet in voetballen!”. Een fijne zachte hippe joggingbroek van de Hema? Daar hoef ik echt niet meer mee aan te komen. Dry fit met climatecontrol moet het zijn. Bij elkaar passend en het liefst van een bepaald merk. À la Dolf Jansen wil meneer alleen nog maar op hardloopschoenen de buitenwereld tegemoet treden.

Tijd om zelf als ouder aan sport te doen is er alleen nog ergens tussen de bedrijven, de wedstrijden van zoon en het blessureleed van jezelf door. Dan maar sport kijken en daar, waar het oude vergane sportglorie lijf het nog toestaat, meedoen met zoon. Alles beter dan niks doen, roept de ware sportspirit! En zo schaatsen, hardlopen, fietsen, skiën, zwemmen wij ons een slag in de rondte. Drinken we op zaterdag, in alle vroegte, kantinekoffie die alleen te doen is om en nabij een voetbalveld. Lopen we te blauwbekken langs de ijsbaan. Staan we op zondagmiddag de verspringbak te harken bij de Noord Nederlandse kampioenschappen atletiek en wassen, wassen, wassen.

De zaterdag, de zondag, eigenlijk vaak bijna de hele week, staat ‘in het teken van’, héérlijk!



vrijdag 24 oktober 2014

Bodemlikkende algvis

Wij hebben het best lang weten tegen te houden, schietapparaten. Tot hij bijna 3 jaar was, jawel. Om nou te zeggen dat er toen geen houwen meer aan was zou zwaar overdreven zijn, maar het was wel het moment dat ik zelf mijn ideaalbeeld van een geweldspelletjes-loze opvoeding maar heb laten varen en ging toegeven dat het nodig blijkt, in een jongensleven. Een jongen gaat schieten, of je het nou leuk vindt of niet. Uitzonderingen daar gelaten natuurlijk, maar dat gold helaas niet voor onze zoon. Die houdt wel van een lekker schietpartijtje op zijn tijd.

Nu hij een stuk ouder is, dealen we echter met andere koek, het onschuldige piewpiew pistooltje is vervangen door vlammenwerpers, mortieren en landmijnen op elk scherm dat maar voor handen is. Waar heb ik mij destijds druk over gemaakt, denk ik nu, láát die jongens toch. Vandaag de dag gaat het namelijk om veel grotere dilemma’s. Want er zijn Wii’s, X-boxen, IPads en computers, óveral games en filmpjes. Wel of niet op de IPad kijken naar You Tube filmpjes, hoe lang op de Wii, welke games wel of niet? En wanneer wordt al dat gegame en kijken naar schermpjes eigenlijk schadelijk voor mijn kind? Het lijkt of er nog niemand is die het precies weet, het wordt in elk geval flink onderzocht en de meningen over dit onderwerp lopen behoorlijk uiteen. Dus ben je als ouders op je eigen intuïtie en gevoel aangewezen en zul je, om te weten te komen wat jouw kind wel of niet aankan, goed moeten kijken naar hem. Door een klein onderzoekje te doen bijvoorbeeld, tijdens een ‘zoon en vriend samen achter de Wii momentje':

"Zullen we samen? Dan kan ik eerst een beetje zien hoe het gaat. Ik schiet, ik schiet! …..Ik heb geschoten! Coooool!" Terwijl Cobra Cadabra uit de Wii dingen brult als “aaaaaargh, ik wil nú frisdrank! Bodemlikkende algvis, mmm!”, roepen de vrienden tegen elkaar: "Ok, doe jij die algvisdinges, doe ik de ambrosia! Kom, ik help je! Wacht even, wacht even, HELLUP!" “OK, @€#%£¥, aaargh, haha! Wàt nou groentje!”, roept Chill Bill. "Kom, wij moeten elkaar vertrouwen, nu knallen we ’m dood!" “Vandaag is het een slechte donutdag, waar heb ik dat aan verdiend”, murmelt het verslagen monster. "Vèt, HaHá, dat zal die griezels leren!"

Mijn conclusie? Láát die jongens toch, over een paar jaar lachen we hier, hopelijk, ook weer om.

image
image